In dit onderwerp gaat het over gelijkvormigheid, de stelling van Pythagoras, goniometrie, de sinusregel en de cosinusregel. Dit wordt toegepast op het berekenen van omtrek en oppervlakte en het in componenten verdelen van vectoren.
Je hebt nu alle theorie van
Bereken in de volgende figuren alle lijnstukken en hoeken waar een vraagteken bij staat. Bereken de lengtes van de lijnstukken in één decimaal en de hoeken in graden nauwkeurig.
Teken lijnstuk loodrecht op .
en .
Teken hoogtelijn .
en dus is zodat .
(Dit kan ook met de sinusregel.)
Teken lijnstuk . Het snijpunt van en is .
zodat .
Er wordt op Cape Canaveral een raket gelanceerd. De raket stijgt km loodrecht op en krijgt dan een koerscorrectie, waarna hij km onder een hoek van met zijn oorspronkelijke richting vliegt. Dan wordt een deel van de raket afgestoten. Dit deel keert onder een hoek van met de vorige vliegrichting terug naar de aarde.
Hoe ver van het vertrekpunt komt dit afgestoten deel van de raket in zee terecht? (Neem voor het gemak aan dat de aarde plat is.)
Werk bijvoorbeeld met vectoren ten opzichte van de verticale richting..
De eerste vector heeft een component van km in de verticale richting en een component van km in de horizontale richting.
De tweede vector heeft een component van km in de verticale richting en een component van km in de horizontale richting.
De laatste vector heeft een component van km in de verticale richting en een component van km in de horizontale richting.
Dit afgestoten deel komt op km van het vertrekpunt in zee.
Twee krachten van N en N grijpen in hetzelfde punt aan en maken een hoek van met elkaar.
Bereken resultante van beide krachten.
Teken de resultante in een parallellogramconstructie.
De hoek tussen beide is , je gebruikt de hoek .
Voor de lengte van de resultante geldt: geeft N.
Bereken alle overige zijden en hoeken van als gegeven is (geef waar nodig benaderingen in twee decimalen nauwkeurig):
, en
, en
Met de cosinusregel vind je dat .
Met de cosinusregel of de sinusregel vind je nu dat en .
, en
, en
Met de sinusregel vind je dat en daarmee .
Met de cosinusregel of sinusregel vind je nu dat .
, en
, en
. Met de sinusregel vind je dat en .
, en
, en
, en
en
, en
en
Met de cosinusregel vind je .
Je kunt dit ook vinden door een hoogtelijn te tekenen en met sin/cos te werken.
De breedte van een rivier bepaal je vanuit een duidelijk herkenbaar punt op de tegenoverliggende oever. Langs de oever waarop je zelf staat, zet je een lijnstuk van bijvoorbeeld m uit. Vervolgens meet je de hoeken van met en van met . Bereken de breedte van de rivier als en .
Ongeveer m.
geeft
Teken de hoogtelijn op .
De breedte van de rivier is ongeveer m.
Tussen drie palen die loodrecht op de grond staan, is heel strak een driehoekig zeil gespannen. Paal 1 staat m van paal 2, paal 2 staat m van paal 3 en paal 3 staat m van paal 1. Het zeil is op m boven de grond aan paal 1, op m boven de grond aan paal 2 en op m boven de grond aan paal 3 bevestigd. Bereken de oppervlakte van dit zeil.
Ongeveer m².
Noem het hoekpunt van het zeil bij paal 1 , het hoekpunt van paal 2 en het hoekpunt bij paal 3 .
Met de cosinusregel vind je dat .
Teken hoogtelijn op .
Oppervlakte m².
Van een rechthoek is de omtrek cm en maken de diagonalen een hoek van met elkaar.
Hoe groot is de oppervlakte van die rechthoek? Geef je antwoord in één decimaal nauwkeurig.
Noem de lengte en de breedte , dan is .
Verder is . Hieruit volgt en dus is . De oppervlakte is ongeveer .
Je ziet hier een symmetrische figuur die uit delen van cirkels bestaat.
Alle afmetingen zijn in mm.
Bereken de lengte van in tienden van mm nauwkeurig.
Gebruik en ga na, dat mm, mm en mm.
De cosinusregel geeft dan , zodat en .
Hiermee is mm.